Van alle coaches die ik heb gehad zijn met name mijn broer Chris, Alexander Heimel, Peter Zeijlmaker en het duo Doornkamp - Donselaar mij het meest
bijgebleven.
Mijn broer was van mening dat zelfs knikkeren nog te hoog voor mij gegrepen was, terwijl een jaar of acht later Peter Zeijlmaker het wel in mij zag
zitten, waardoor ik zelfs een invalbeurt bij de A1 tegen Bunnik mocht maken en Peter's vertrouwen geenszins beschaamde door reeds na een paar minuten
good old Henkie van Bruggen zo te bedienen, dat hij alleen op de keeper kon afgaan en de bal onbereikbaar de verste hoek in wist te schuiven.
Wereld pass, wereld goal, alleen met het grote verschil dat Henkie met de hoogste waarschijnlijkheid wel wist wat hij deed en ik daarentegen,
met een nog hogere waarschijnlijkheid , absoluut niet.
Maar kennelijk waren er voor Peter toch redenen genoeg om mij aan de selectie toe te willen voegen, wat vermoedelijk met een nog hogere
waarschijnlijkheid in overtreffende trap, ten grondslag heeft gelegen aan zijn vroegtijdige vertrek uit het Driebergse voetbalmekka van weleer.
En nu niet om het één of ander, maar een definitieve overstap naar de A1 zou ik never nooit hebben gemaakt, daar ik het in mijn eigen (beduidend minder
prestatie gerichte) team, de A3, buitengewoon naar mijn zin had.
Alhoewel ook de adviserende woorden van mijn toenmalige coach Heimel ("Als je het waagt
om over te stappen, schoppen we je helemaal verrot.") ongetwijfeld van invloed zullen zijn geweest op mijn besluit om een A3-tje te blijven.
Peter vertrok naar een club ergens in de richting van Nieuwegein, dan wel IJsselstein en ik huppelde weer vrolijk mee in een team wat helemaal uit
zijn plaat ging als we er minder dan drie om de oren kregen.
Grappige wetenswaardigheid is overigens wel dat Peter tot twee maal toe gevraagd heeft of ik niet met hem mee wilde gaan.
Gelukkig voor hem - edoch meer voor voetbalminnend Nederland - is later gebleken dat hij toch beduidend meer verstand van reclame maken had en
derhalve zijn kicks ten graven gedragen heeft.
In de ogen van het toenmalige bestuur had Alexander Heimel van beiden geen verstand en werd dan ook op het bestuurlijke matje geroepen om tekst en
uitleg te komen geven over de wedstrijdverslagen van de A3, die met enige regelmaat in het cluborgaan "De C.D.N.er "werden gepubliceerd.
Toegegeven, van hoogstaande literatuur kon allerminst sprake zijn, maar lauw ludiek alsmede flauw grappig was het daarentegen absoluut op zeker wel.
Echter was het bestuur van mening dat wij niet alleen ons zelf, edoch de gehele vereniging belachelijk maakte door onze associatie met de F.C. Knudde
in het algemeen en ons tot zelfspot leiden teksten in het bijzonder.
Valt wellicht wat over te zeggen, alleen jammer dat het bestuur totaal geen oog heeft gehad voor de wijze waarop Heimel een zooitje ongeregeld als dat
wij waren, zo wist te motiveren dat er onder alle omstandigheden never nooit in het veld gekankerd werd, niemand zomaar verstek liet gaan en we nagenoeg
op iedere training als volwaardig team kwamen opdraven.
Is een feit alsmede gegeven wat zeker niet over de diverse selectieteams gezegd kon worden.
Edoch dit terzijde.
Ons team (bestaande uit o.a. Kees van Harten, Harry de Roo, Rob Staal, Gert & Hans Swaen, Peter v.d. Kletersteeg, Hans Scholten, Otto van de Weert,
de heren Golverdingen en Bak, Willem & Gert van Apeldoorn, Peter Elzenaar, Andre Ritmeijer, Pieter Jan v.d. Burg, Chris Veenhof, onze Duitse aanwinst
Rainer Engelsmann, Ron Geerding Kees v.d. Burgt, and last but not least..ik natuurlijk) was feitelijk een vergaarbak van stoere trappers die - met
als absolute
uitzondering van Rob Staal - feitelijk in alles te kort schoten, maar wel over één (hooguit twee) eigenschappen beschikten, die ze daarentegen weer
uniek maakten.
....A3, midden jaren zeventig......
De één was niet vooruit te branden, maar beschikte wel over een weergaloze lange bal, terwijl een ander nog geen deuk in een pakkie boter wist te trappen,
maar als kopper doeltreffender was dan welke gespecialiseerde scherpschutter ook.
Er waren erbij die met gemak twee, drie man konden uitspelen, maar bij wie vervolgens evenzo gemakkelijk het licht uitging, terwijl anderen weer heel
handig gebruik wisten te maken van hun fysieke overwicht en dwars door alsmede over hun directe tegenstander heen denderden.
Alleen Rob Staal was een stabiele factor binnen onze gelederen en droeg - mede door zijn inzicht - dan ook als vanzelfsprekend de aanvoerdersband.
Kortom, onze grootste angstgegner waren wijzelf en Heimel leidde ons daar doorheen, wat uiteindelijk geresulteerd heeft tot "net niet kampioen"
(we werden tweede), maar wel met zoveel overtuiging dat de door ons uitgedaagde A1-selcetie verstek liet gaan.
Heimel had alles geregeld, veld, scheidsrechter en supporters, maar hunnie trainer zag aan onze gretigheid de bui reeds hangen, was bang voor een blamage
en bedankte voor de eer…de lul.
Het leeftijdsverschil tussen coach Heimel en diens licht autistisch vreemdelingenlegioen bedroeg slechts enkele jaren (hooguit drie) en wellicht dat
dit ten grond slag heeft gelegen aan de ietwat losse alsmede rebelse omgangsvormen, die zowel binnen als buiten het veld door ons werden uitgedragen.
En echt ingrijpen zat er voor het bestuur niet in, omdat er simpelweg geen andere gek te vinden was die ons wilde coachen, terwijl anderzijds wij never
nooit een andere gek zouden hebben geaccepteerd.
Nu is het wel zo dat de hierboven genoemde spelers niet allemaal tegelijk, dan wel in dezelfde periode, deel hebben uitgemaakt van dit roemruchte team.
Heimel is drie jaar coach geweest en ik ben er bijvoorbeeld pas in het tweede jaar aan toe bijgevoegd.
Bovendien zijn er nog tal van medespelers, waar ik de naam nog wel van weet (zoals een Cees Witjes, Rene Veldhuizen, Roel Wagensveld, Rene Nellesteijn,
Alex van Denderen, Gert de Haan, Henkie Groothuizen, Gert Jan Ketting en Henk van Dorp) maar niet het bijbehorende team.
Dus mocht ik iemand vergeten zijn of op een verkeerd plekkie hebben geplaatst, dan bij deze mijn oprecht gemeende excuses, maar het doet inhoudelijk
niets af aan het verhaal.
Overigens kan ik mij een vrije trap van Cees Witjes herinneren, die ik zelfs bij een acute aanval van Alzheimer never nooit meer zal vergeten.
Werd vanaf links op een meter of elf voor het strafschopgebied genomen.
Als vanzelfsprekend het overbekende muurtje van de tegenstander, alwaar ik op aangeven van Cees tussen ben gaan staan, edoch - in tegenstelling tot de
verdedigende partij - niet met mijn rug richting de keeper, maar de bal stond.
Als enige instructie had ik meegekregen om bij het weerklinken van "Robbie.!!!" te gaan lopen.
Keek - tot halverwege zijn aanloop - over mijn linkerschouder mee, waarna blik op oneindig, verstand op nul……..de plof van lancering…..ruis in de
lucht….."Rrrrrrro…….." (verder issie niet gekomen, ik liep al bij "Rrrrr")..….slappe pisboog, bijna vertraagt…….sprint….de stuiter…..precies in mijn
loopbaan……..niet denken, maar doen…….de uithaal… ….verste bovenhoek…….keeper kansloos…..noem het dodelijk, om vervolgens zo terug te lopen alsof het
dagelijkse kost betrof.
Cees is niet meer. Heeft zich veels te vroeg aan het spel des levens onttrokken.
Maar zo dood assie is, zo springlevend zittie vereeuwigd in mijn herinnering.
Van alle trainers die ik versleten heb is alleen Zeijlmaker, die ons wel even de fijne kneepjes bij zou gaan brengen, mij bijgebleven.
En dat heeft'tie geweten……was bij het eerste "fijne kneepje" meteen al raak.
Ging over inkomen en verdedigen.
Hij deed het drie keer in slow motion voor en beging vervolgens de eerste blunder door als eerste de oudste Apeldoorn aan te wijzen om het maar even na
te doen, gevolgd door de tweede alsmede fatale blunder: …"En hou je vooral niet in"
Nog geen twee tellen later zwooffie, met verbijsterende blik, tegen het vangnet aan, om vervolgens bij tel drie een touch down op het vochtige gravel
te maken.
"Nou, das inderdaad niet al te moeilijk" sprak Apeldoorn met de armen over elkaar en de lederen knikker onder zijn rechtervoet., waarna Zeijlmaker zich - licht
geëmotioneerd - voor langere tijd terug heeft getrokken in het materialenhok.
Zelden zo'n perfecte bodycheck als deze mogen aanschouwen.
Konden ze zelfs bij het ijshockey nog wat van leren.
Onbekend jeugdteam, met als leiders de heren Doornkamp (links) en Donselaar.
Voor wie ze heeft gekend zal de navolgende uitspraak wellicht een flabbergaster in overtreffende trap kunnen zijn, maar dan toch ben ik van mening dat
de heren Donselaar en Doornkamp tot de ondergewaardeerde jeugdcoaches van CDN behoorden.
Niet dat ze overliepen van hoogstaande tactische en/of voetbaltechnische inzichten, maar simpelweg vanwege hun eerlijke en positieve wijze van benaderen
alsmede het consequent blijven wijzen op de basisregels die een kind zich eigen moet proberen te maken.
Niet op een kluitje, kijken naar de bal, durven af te spelen en vooral plezier te hebben in het spel.
Toegegeven, het was een paar apart, werden dan ook door menigeen absoluut op zeker niet voor vol aangezien, maar hun toewijding en liefde voor zowel
de club alsmede het spel is mij tot op heden bijgebleven.
Rinus Doornkamp was de rustige sul, die altijd voor zijn jongens in de bres sprong en eventueel onderling gemekker direct de kop in wist te drukken.
Henk Donselaar, de door zijn neus sprekende fanatiekeling, die weliswaar behoorlijk rood kon aanlopen als het niet volgens zijn zin verliep en behoorlijk
te keer kon gaan als er zich iets onrechtmatigs op het veld voltrok, maar zich na de wedstrijd wel bij alles en iedereen - tot aan de kantinejuffrouw
toe - ging verontschuldigen.
Kortom, zoals gezegd, een paar apart…en ja……dan kunnen anekdotes natuurlijk niet uitblijven.
De navolgende vind ik persoonlijk toch wel de mooiste alsmede veel zeggende.
Rinus en Henk kwamen altijd op de fiets.
Henk woonde in Doorn, Rinus in Driebergen op de Julianalaan.
Vaak samen naar de Woerd en evenzo vaak samen weer terug.
Beiden waren het predicaat "plakkers" meer dan waardig en diende er dus met enige regelmaat ver na zonsondergang (lees: in het donker) huiswaarts te
worden gekeerd.
Op zich niets bijzonders natuurlijk, ware het niet dat Rinus aan nachtmyopie leed, oftewel nachtblind was, en reeds bij enig schemer van betekenis
nagenoeg geen flikker meer kon zien.
Thuiskomen zou voor hem derhalve dan ook een schier onmogelijke opgave zijn geweest, als hij Henk niet zou hebben
gehad om hem te leiden.
Henk - met extra heldere achterverlichting - voorop, Rinus - starend naar het rode licht - er steevast achteraan.
De route liep vanaf de Woerd, richting Nijendal, Schaepmanlaan/Florastraat, Rijsenburgselaan, Drieklinken, Engweg, Eikenlaan, Bernhardlaan,
Beatrixlaan, Julianalaan…en Rinus is thuis, waarna Henk via de Akkerweg doortrapt richting Doorn.
Gaat 100, 200, 500, 800….doe eens gek maak er 12000 keer van…goed, tot dat ene moment alwaar dit legendarische stayers koppel vlak voor de Schaepmanlaan
een paar andere fietsers gaat inhalen - die koers richting de Hoofdstraat zetten - en Henk derhalve er even een tandje bijzet om tijdig de Schaepmanlaan
in te kunnen duiken.
Rinus krijgt daardoor meer rood voor ogen dan hem feitelijk lief is en in een vlaag van onoplettendheid, pikt hij - spontaan alsmede vol overgave - aan
bij het meest heldere rode licht wat hij ziet, om vervolgens halverwege Zeist tot ontdekking te komen dat betreffend rode licht niet het heldere licht
van Henk is, die het nabij de Rijsenburgselaan toch wel opvallend stil was beginnen te vinden.
Wat zich daarna allemaal voltrokken heeft is mij niet bekend, maar uiteindelijk hebben
de Zeister trappers Rinus alsnog veilig thuis gebracht.
|